Een prijsplafond op energie: waar moeten we op letten?

Henri Bontenbal
7 min readSep 29, 2022

Het kabinet heeft besloten een tijdelijk prijsplafond in te voeren voor de tarieven die energieleveranciers in rekening mogen brengen bij hun klanten. De precieze vormgeving van deze maatregel wordt nog verder uitgewerkt en voor de Algemene Financiële Beschouwingen naar de Kamer gestuurd. Welke punten moeten worden uitgewerkt en welke vragen moeten nog worden beantwoord?

Allereerst, hoe werkt de maatregel? Het kabinet heeft gekozen voor een volumegrens van 1.200 m3 voor gas en 2.400 kWh voor elektriciteit en een prijsplafond van € 1,50 per m3 en € 0,70 per kWh. Dat betekent dat de energierekening voor dit eerste deel van het energieverbruik flink daalt. De grenzen zijn krapper gekozen dan in het voorstel van GroenLinks en PvdA. De reden daarvoor is dat er met een wat krappere volumegrens er een prikkel blijft om energie te besparen.

Uit de statistieken weten we dat huishoudens met hogere inkomens meer energie verbruiken dan huishoudens met lagere inkomens. (Zie hiervoor de tabellen in deze brief aan de Kamer). Toch moeten we ook oppassen met dit soort statistieken: binnen deze verschillende inkomensgroepen zal er ook een flinke spreiding zijn in het energieverbruik. Denk bijvoorbeeld aan het verschil tussen een sociale huurwoning die recent door de woningcorporatie is gerenoveerd en geïsoleerd, en een woning in slechte staat. Of een wat groter dan gemiddeld gezin.

Prijsplafond elektriciteit te hoog?

In het debat zijn er terechte vragen gesteld over het gekozen prijsplafond voor elektriciteit. Onze fractievoorzitter Pieter Heerma heeft bijvoorbeeld de vraag gesteld of het prijsplafond voor elektriciteit niet te hoog is en of er daardoor niet een negatieve prikkel is voor hybride warmtepompen. De huidige verhouding tussen beide tariefplafonds leidt ertoe dat het financieel aantrekkelijker is om de hybride warmtepomp uit te schakelen en alleen te verwarmen met gas.

Het verlagen van het tariefplafond op elektriciteit ligt voor de hand, maar dat betekent uiteraard meer kosten voor de overheid. Twee andere opties zijn: het tariefplafond voor gas iets ophogen en het tariefplafond voor elektriciteit verlagen; of het tariefplafond voor elektriciteit verlagen en de volumegrens ook verlagen. Uiteraard zijn ook andere combinaties mogelijk. De reden waarom het kabinet gas en elektriciteit niet op gelijke voet behandelen, is het feit dat de gasprijs relatief harder is gestegen dan de elektriciteitsprijs en gas het grootste aandeel heeft in de energierekening.

De belofte dat de energierekening € 2280 lager uitvalt, is kwetsbaar. Want hier hoort een duidelijke uitleg bij. Dit bedrag is namelijk gebaseerd op het verschil tussen de energierekening die — met de kennis van nu — zonder prijsplafond in 2023 betaald moet worden en de energierekening mét prijsplafond. Het kabinet houdt rekening met een gemiddelde prijs van €3,00 voor gas en €0,90 voor elektriciteit in 2023.

Openstaande vragen

Er zijn nog heel wat vragen die beantwoord moeten worden.

1. Gaat er ook een prijsplafond gelden voor huishoudens op stadsverwarming? Het kabinet denkt daar nu over na, want er is een koppeling te maken tussen de gasprijs en de warmteprijs. Zo’n 500.000 woningen zijn aangesloten op stadsverwarming.

2. Hoe gaat het kabinet om met huishoudens die alleen nog elektriciteit verbruiken, bijvoorbeeld omdat ze hun woning hebben verduurzaamd en zijn overgestapt op een warmtepomp? Deze huishoudens zouden met de huidige prijsplafonds maar beperkt voordeel hebben van deze maatregel (en zouden dus daarmee benadeeld worden ten opzichte van andere huishoudens). Zo’n 400.000 woningen zijn all electric.

3. Hoe gaat het kabinet om met woningen die achter een centrale aansluiting zitten? Dat kan zowel over elektriciteit als warmte (blokverwarming) gaan. Wordt daarvoor gecorrigeerd?

4. Voor welk tijdsframe geldt het tariefplafond?

5. Hoe gaat het compensatiemechanisme voor de energieleveranciers eruit zien? Hoe wordt misbruik voorkomen?

6. Hoe wordt voorkomen dat er allerlei schadelijke neveneffecten gaan optreden?

Op deze laatste drie vragen wil ik wat dieper ingaan.

Tijdsframe

Sommige leveranciers wijzigen hun tarieven per half jaar, inmiddels soms ook per maand en er zijn leveranciers die elk uur een ander tarief rekenen. Stel je eens de volgende situatie voor. Leverancier A past elke maand het tarief aan, rekent in maand 1 een tarief van 80 cent per kWh en in maand 2 een tarief van 60 cent. Bij een tariefplafond van 70 cent zal de klant in de eerste maand 70 cent betalen en wordt de overige 10 cent verhaald op de overheid. In de tweede maand wordt 60 cent betaald door de klant. Leverancier B past elke twee maanden het tarief aan en rekent een tarief van 70 cent per kWh in deze twee maanden (het gemiddelde van leverancier A). In dit geval betaalt de klant in beide maanden 70 cent per kWh en wordt er niets verhaald op de overheid. Maar hier ontstaat een oneerlijk verschil tussen deze twee leveranciers. Dit voorbeeld laat zien dat in de prijsplafonds een tijdscomponent moet worden ingebouwd. Want anders is het aanlokkelijk om de tarieven op zo’n korte mogelijke termijn steeds aan te passen.

Compensatiemechanisme

Energieleveranciers moeten gecompenseerd worden voor het invoeren van het prijsplafond. Als de overheid dat namelijk niet doet, gaan ze failliet en zijn de problemen nog groter. Maar hoe moet dat compensatiemechanisme eruit zien? Het kabinet schrijft: “Energieleveranciers zullen worden gecompenseerd voor de kosten die gemaakt worden bij het uitvoeren van het prijsplafond. Dat vergt een adequate compensatieregeling, om te voorkomen dat leveranciers in financiële problemen komen of worden overgecompenseerd. Dit is een zeer belangrijk aandachtspunt van het kabinet bij de verdere uitwerking van het tijdelijke prijsplafond.”

Hoe dit compensatiemechanisme eruit moet zien, is nog niet bekend. Daar zit ook mijn grootste zorg bij de introductie van prijsplafonds. Energieleveranciers zullen vermoedelijk zo veel mogelijk kosten bij de overheid in rekening proberen te brengen. Juist de energieleveranciers die door een onverantwoordelijke inkoopstrategie nu klem zitten en hoge tarieven in rekening brengen, krijgen nu een uitweg om — als we dit niet goed regelen — hun verliezen op de overheid en dus de belastingbetaler af te wentelen. (Dit was ook mijn kritiek op het plan van PvdA en GroenLinks: daarin staat niet het begin van een idee hoe een compensatiemechanisme eruit zou kunnen zien en hoe misbruik kan worden vermeden.)

Hoe zou zo’n compensatiemechanisme eruit kunnen zien? Dat wordt een lastige puzzel. Energieleveranciers zijn verschillend (wel of geen eigen productie) en hanteren ook een verschillende inkoopstrategie. In het algemeen kopen energieleveranciers de energie in via verschillende contracten op lange en korte termijn; een groot deel van de elektriciteit en het gas wordt via lange termijncontracten ingekocht en een deel wordt via korte termijncontracten en op de spotmarkt ingekocht. Uiteindelijk wordt deze ‘mix’ aan de klant geleverd en de bijbehorende prijs reflecteert dus de prijzen van het mandje van contracten dat aan de levering ten grondslag ligt. (Daarom kun je niet naar de huidige prijs op de spotmarkt kijken en concluderen dat leveranciers nu te veel of te weinig marge maken; maar een beperkt deel van de geleverde energie wordt op die markt gekocht.)

Het zou verstandig zijn om het compensatiemechanisme te baseren op een ‘prudente inkoopstrategie’ (ik weet even geen beter woord). Maar wat is dat dan? De minister schreef eerder het volgende aan de Kamer:

“Een energieleverancier bepaalt zelf zijn inkoopstrategie. Er zijn op dit moment geen wettelijke vereisten die voorschrijven op welke manier een energieleverancier zijn energie moet inkopen (dagmarkt of termijnmarkt). De energieleverancier bepaalt ook zelf de hoogte van het leveringstarief. Dit tarief baseert hij veelal op de onderliggende kosten. De wet bepaalt wel dat leveringstarieven redelijk moeten zijn. De ACM toetst op deze redelijkheid. Een hoog tarief hoeft niet noodzakelijkerwijs onredelijk te zijn, dit is afhankelijk van o.a. de marktomstandigheden. De energieleverancier mag gemaakte kosten doorberekenen aan de afnemer, mits deze het gevolg zijn van een doelmatige bedrijfsvoering.”

Het ligt voor de hand de compensatie te baseren op de inkoopprijzen van energie plus een redelijke marge. Maar hoe worden deze inkoopprijzen bepaald? Hoe weet de overheid wat energieleveranciers hebben betaald voor het inkopen van gas en elektriciteit? Hoe controleert de overheid dat?

Een aanknopingspunt kan zijn dat de tarieven van energieleveranciers nu ook al redelijk moeten zijn en door de ACM ook worden getoetst op redelijkheid (de zogenaamde ‘vangnetregeling’). Daarvoor heeft de ACM een beoordelingskader ontwikkeld, waarin de inkoopkosten en marge worden betrokken. Hoe bepaalt de ACM de inkoopkosten? “Deze kosten vormen het merendeel van alle kosten. Deze berekent de ACM aan de hand van een inkoopportefeuille, waarin ook inkoop-gerelateerde kosten zijn verwerkt, zoals bijvoorbeeld de kosten voor onbalans en profilering.” Is het mogelijk bij het ontwerpen van het compensatiemechanisme aan te sluiten bij het beoordelingskader van de ACM?

Neveneffecten

De introductie van prijsplafonds is een forse marktingreep en die gaan meestal gepaard met (onvoorziene) neveneffecten. Daarvan moeten we ons bewust zijn. Ik verwacht bijvoorbeeld dat in de periodes rond het ingaan en stoppen van het prijsplafond er vormen van ‘gaming’ zullen optreden (het kunstmatig verhogen of verlagen van tarieven om daar voordeel mee te behalen). Hoe kunnen we dat voorkomen?

Een effect waar we sowieso goed rekening mee moeten houden is de volgende. Als het prijsplafond ook gaat gelden voor modelcontracten, dan zal het overstappen — als er nog steeds sprake is van hoge tarieven die dan in bedwang worden gehouden door de prijsplafonds — naar een andere leverancier opeens heel makkelijk worden. De nieuwe leverancier hanteert immers precies dezelfde tarieven (namelijk de tarieven van het prijsplafond). Dat kan betekenen dat klanten snel gaan overstappen van leveranciers die hebben laten zien hoge tarieven te hanteren voorafgaand aan het prijsplafond, naar energieleveranciers die gematigde tarieven hanteerden. Op dit moment wordt het overstappen belemmerd door de fors hogere tarieven uit de modelcontracten, maar bij de introductie van het prijsplafond verdwijnt die barrière. Wat zijn hiervan de gevolgen en accepteren we deze?

--

--