Ook energie- en klimaatbeleid moet realpolitiek zijn

Henri Bontenbal
5 min readMar 23, 2022

--

De inval van Rusland in Oekraïne confronteert ons op pijnlijke wijze met de naïviteit waarmee Nederland en Europa het afgelopen decennium met onze defensie zijn omgegaan. Maar datzelfde geldt voor ons energie- en klimaatbeleid. Deze crisis vraagt om realpolitiek, ook als het over de energie- en grondstoffenafhankelijkheid van Europa gaat.

De EU is op dit moment voor zo’n 60% van haar energiebehoefte afhankelijk van import van buiten Europa en deze energieafhankelijk is de afgelopen 20 jaar niet afgenomen, maar toegenomen. Ongeveer tweederde daarvan betreft de import van olie en ongeveer een kwart de import van aardgas. Van de import van ruwe aardolie komt een kwart uit Rusland, van kolen de helft en van aardgas zo’n veertig procent. Andersom geldt overigens dat 70% van de gasexport van Rusland naar Europa gaat en 48% van de olie-export.

De afhankelijkheid van één gasproducerend land is een fors probleem. Het stelt Rusland in staat ‘aan de knop’ te draaien en daarmee de Europese gasmarkt naar z’n hand te zetten. Daarmee heeft Rusland een mogelijkheid om grote economische en maatschappelijke schokgolven in Europa te veroorzaken. En dat weet Rusland.

De afgelopen jaren is het energiebeleid in Nederland en Europa vooral gericht geweest op de uitrol van duurzame energiebronnen. Maar leveringszekerheid, betaalbaarheid en geopolitiek hebben onvoldoende aandacht gekregen. Daarnaast is te makkelijk geloofd dat de energiemarkt het publieke belang van leveringszekerheid zou borgen. Maar energiepolitiek is ook geopolitiek. De EU is begonnen met de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Ook dat was geopolitiek.

Het staat buiten kijf dat de overgang naar klimaatneutrale energiebronnen en energiebesparing een belangrijke pijler is van het Europese antwoord op de gascrisis en de oorlog in Oekraïne. Waar dat mogelijk is, moeten we deze energietransitie versnellen. Het coalitieakkoord zet hiervoor een ambitieuze koers uit.

Maar we moeten niet naïef zijn. Het nieuwe energiesysteem staat er niet van de ene op de andere dag. Het bestaande energiesysteem kunnen we niet verwaarlozen anders dan tot onze eigen schade. In de transitie van het oude naar het nieuwe energiesysteem moeten we daarnaast realistisch zijn: er zijn vaak tussenstappen nodig. In Nederland dreigen we alleen maar over de perfecte oplossing te willen praten en alle tussenstappen over te slaan, maar het resultaat van deze opstelling is een energietransitie die niet snel genoeg op gang komt.

Hoe ziet een realpolitiek op het gebied van energie en klimaat eruit?

[1]

Eerst en vooral: inzetten op energiebesparing en CO2-vrije energiebronnen. Het Europese klimaatpakket en het Nederlandse coalitieakkoord zetten daar volop op in. Waar we kunnen, moeten we versnellen, hoewel we nu al aanlopen tegen de grenzen van wat maximaal uitvoerbaar is.

Realpolitiek betekent ook dat we geen tijd meer hebben voor het vasthouden aan vastgeroeste dogma’s. Naast wind- en zonne-energie hebben we kernenergie, biomassa, groen gas, aardwarmte, CO2-opslag en andere energiebronnen nodig. In Nederland was de politiek er afgelopen jaren heel goed in om te vertellen wat ze allemaal niet meer wilde. Die luxe hebben we helemaal niet, dat maakt deze crisis pijnlijk duidelijk. De ambitieuze plannen voor de vergroening van onze industrie moeten voortvarend opgepakt worden. Ja, dat betekent ook dat bedrijven steviger verplicht moeten worden om energiebesparende maatregelen te nemen.

Het verduurzamen van huurwoningen moet een stevige impuls krijgen. Het is belangrijk dat de energietransitie ook daadwerkelijk een sociale energietransitie is. Het kabinet moet daarom fors inzetten op het verduurzamen van huurwoningen. Verhuurders moeten gedwongen worden om woningen met energielabels E, F en G te verduurzamen. Gebeurt dat niet, dan kan er huurbevriezing- of verlaging volgen. Het mes snijdt aan twee kanten: het gebruik van aardgas neemt af en de energierekening voor gezinnen met een laag inkomen wordt lager. Zo zorgen we ervoor dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.

Ook moeten we minder pietluttig doen over slecht geïsoleerde woningen met een monumentenstatus: ook die moeten gewoon goed geïsoleerd kunnen worden als de eigenaars daar zelf mee aan de slag willen (bijvoorbeeld met het aanbrengen van dubbel glas). Afvalenergiecentrales moeten we niet zomaar sluiten, maar deze zullen we nodig hebben om ook voldoende warmte te produceren voor warmtenetten.

[2]

Ten tweede is een nog nauwere samenwerking in Europa met andere lidstaten nodig. In deze crisis zien we dat we alleen een vuist kunnen maken als we als Europa krachtdadig en eendrachtig optreden. Het energiebeleid van lidstaten moet daarom nog veel beter op elkaar worden afgestemd. In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) van de EU staat aan welke eisen de overheidsfinanciën van lidstaten moeten voldoen. Ook het energiebeleid zou op die manier getoetst moeten worden. Het is op z’n minst bijzonder dat Nederland (terecht) inzet op kernenergie, maar dat Duitsland en België kerncentrales wilden sluiten, tot voor kort. Maar ook ten aanzien van aardgas en onze afhankelijkheid daarvan van Rusland moeten we optreden als één blok. Daarin is solidariteit tussen lidstaten van groot belang. En we zullen onnodige verschillen tussen lidstaten in de interpretatie van Europese richtlijnen moeten opruimen.

[3]

Daarnaast moeten we niet naïef zijn over het oude, fossiele energiesysteem. Dat bestaande energiesysteem heeft ook onderhoud nodig. Het is onverstandig om de eigen gasproductie op de Noordzee te verwaarlozen. We hebben voorlopig aardgas nodig en dat willen we niet uit Rusland halen. Dus moeten we zelf produceren. Daarvoor weglopen is naïef. Concreet betekent dit dat Nederland gasproductie op de Noordzee moet stimuleren en de doorlooptijden voor vergunningen sterk moet verkorten. Hierover moet snel met de gasindustrie een plan voor worden gemaakt. De olie- en gasindustrie zou ook aan de slag moeten met een zogenaamde Carbon Take Back Obligation, een verplichting om de extra CO2-uitstoot die olie- en gaswinning wereldwijd veroorzaakt, te compenseren via CO2-reductieprojecten.

[4]

We moeten ook minder naïef worden over de marktwerking in de energiemarkt. Ja, marktwerking kan veel maatschappelijke winst opleveren. Maar leveringszekerheid kan zij onvoldoende borgen. En ook kunnen we de toekomstige inrichting van het energiesysteem niet alleen aan de markt overlaten. Hier is sturing van de overheid noodzakelijk. Deze overheid zal ook de leveringszekerheid moeten organiseren, onder andere door verplichtingen op te leggen over de vulling van gasopslagen. Strategische energievoorraden zijn onmisbaar. Energiebedrijven moeten verplicht worden voldoende vet op de botten te hebben en de consumentenbescherming moet opnieuw tegen het licht worden gehouden. Want na jarenlang gestimuleerd te zijn om steeds over te stappen naar een nieuwe energieleverancier zijn juist de huishoudens die dat hebben gedaan, nu flink de dupe.

[5]

Het nieuwe energiesysteem creëert weer nieuwe afhankelijkheden. Diversificatie was twintig jaar geleden nog een uitgangspunt in het energiebeleid. Diversificatie naar energiebronnen en naar geografische herkomst speelden een belangrijke rol om de kwetsbaarheid van het energiesysteem te verkleinen. Daarom bouwde Nederland zowel kolen- als gascentrales. Waren de kolen duur, dan kon worden overgeschakeld naar gas, en vice versa. Ook het nieuwe, CO2-vrije energiesysteem zal nieuwe afhankelijkheden kennen. Het idee dat Europa energie-onafhankelijk kan of moet zijn, is niet realistisch en ook niet noodzakelijk. Kwetsbare afhankelijkheid moet worden voorkomen. Bij een forse import van waterstof zullen we het aspect van diversificatie moeten meenemen. Maar ook veel groene technologie komt van buiten Europa, zoals zonnecellen en batterijen.

Kortom, we hebben een energiepolitiek nodig die zowel ambitieus ten aanzien van haar inzet op een nieuw, CO2-vrij energiesysteem, maar ook realistisch is over de tussenstappen die nodig zijn op weg daarnaar toe en de technologieën die nodig zijn. Geopolitieke afwegingen behoren onderdeel te zijn van het energie- en klimaatbeleid. Geen naïviteit, maar realpolitiek.

--

--